Elk bedrijf heeft te maken met de opslag van gevaarlijke vloeistoffen. Van productiebedrijven tot kantoren. Er zijn meestal wel ergens producten waarop een gevaren pictogram op het etiket aanwezig is. Maar waar moeten we op letten bij de opslag van dergelijke producten?
Naast de veiligheidsaspecten grijpen we ook naar de VLAREM II waarin de milieu voorwaarden opgenomen zijn. Hieronder maken we een samenvatting van de belangrijkste aspecten.
Met uitzondering van rubriek 17.2 (VLAREM II) beschouwen we onder gevaarlijke producten alleen de producten die gekenmerkt worden door minstens één gevarenpictogram als etiketteringselement volgende CLP verordening.
Bij een rondgang in een bedrijf kan je dus meestal in één oogopslag zien of het een gevaarlijk product is.
Opslagplaatsen voor gevaarlijke producten zijn de ruimtes of plaatsen in gebouwen, ondergronds of in de openlucht, waarin gevaarlijke producten in vaste houders, verplaatsbare recipiënten of onverpakt zijn opgeslagen in hoeveelheid die het dag verbruik per 24 u overschrijdt.
In VLAREM II worden de volgende ruimtes of plaatsen niet beschouwd als opslagplaats: Transportvoertuigen - Fabricagetoestellen - Winkelruimtes -Geïntegreerde brandstoftanks
Bij de opslag van gevaarlijke vloeistoffen zijn de bepalingen van de inkuiping en de onderlinge afstandsregels een belangrijke oefening voor zowel vaste houders als verplaatsbare recipiënten. Voor opslag in verplaatsbare recipiënten wordt een onderscheid gemaakt in kleine en grote verplaatsbare recipiënten.
Recipiënten die een maximale inhoud van 30 l of 30 kg hebben en waarbij de totale opslag niet meer bedraagt dan 5.000 l of 5.000 kg . Hierop is enkel de inkuiping van belang (afstandsregels zijn hierop niet van toepassing).
De opslag in verplaatsbare recipiënten die > 30 l of > 30 kg bedraagt of de opslag van in totaal meer dan 5.000 l of 5.000 kg, moet naast de inkuipingsregels ook voldoen aan de afstandsregels van VLAREM II
houders voor opslag van gevaarlijke vloeistoffen moeten in of boven een inkuiping geplaatst worden om brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen. Een inkuiping voor gevaarlijke producten moet bestand zijn tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen en is vloeistofdicht.
Van zodra er gevaarlijke vloeistoffen opgeslagen worden met verschillende kenmerken, gelden er onderlinge afstandsregels. De opslagplaats moete dan verdeeld worden in verschillende compartimenten met minimale scheidingswanden. Volgens de bijlage 5.17.1 van VLAREM II.
Voor producten die gekenmerkt zijn door meerdere symbolen werden voorrangsregels opgesteld. Zie tabel afstandsregels van VLAREM II.